De wind suist langs mn oren en aait mn blote huid. Het is klam. Een zweetdruppel op m’n lip vertelt me dat ik langzamer aan kan doen.
Een tandje lager…. ik rek m’n rug, adem diep in en langzaam uit. Rustig aan, hoor ik mezelf zacht zeggen. Rustig aan…. kijk en zie, luister en hoor. Ik kijk naar het water en zie een grote vogel op een poot. Ik kijk nog eens. Nu zie ik dat t een ooievaar is. Zn ene poot staat in t zand. Het water vloeit zo nu en dan lichtelijk over zn korte tenen met vliezen. Hoe heerlijk moet t zijn daar te kunnen staan, de warme wind te voelen. Zo ook de koelte van het water. Daar te staan in al zn vrijheid.
De wind suist langs m’n oren en aait m’n blote huid.
Het is klam. Toch voel ik nu een aangename koelte. Ik fiets verder en besef dat ik niet alleen heb gekeken maar dat ik ook heb gezien.
Ingrid Verhaegh