Gewoontegetrouw zet ik me, als het weer het toelaat, op het balkon en tot in de late uurtjes probeer ik dan mijn fantasie de vrije loop te laten en die om te zetten tot een leesbaar geheel, waarmee ik een gewillige lezer probeer uit te dagen deelgenoot te worden van mijn hersenspinsels. Mijn getrouwe sigaar is mijn metgezel en de beker Bambu-koffie ontbreekt zelden. De koffiepauze geeft me dan de gelegenheid even de wat stramme spieren minder dienstweigeraar te doen worden en bij een van die ontstrammingsmomenten viel mijn oog op een volijverige spin. Voor mijn oplettend oog spon hij/zij een web, waarin rondvliegend ongedierte van mini-afmetingen niets vermoedend de dood tegemoet vloog. Als de spin de inschatting maakte, dat het aantal bezoekers nog niet voldoende was voor een papklok-diner, dan zette hij het spinnenweefgetouw weer in werking, tot de benodigde hoeveelheid ingrediënten voldoende werd geacht. Blij met deze onverwachte hulp bij het gevrijwaard worden van lastige muggen en ander plagerig tuig op mijn computerscherm en nog vervelender op mijn handen en armen, werd ik aangenaam verrast, toen de spin zich de volgende avond weer kwam melden, maar nu precies boven mijn schrijftafel op het balkon, waar de huurbaas mij een privilege gunt door de hele nacht de verlichting te laten branden, terwijl mijn buren moeten wachten op het warmtesignaal van een naderend individu. Ik zag de geleedpotige medebewoner subiet als een echte medestrijder tegen het kwaad. De spin had deze niet bedoelde vriendschap kennelijk ook aangevoeld.
Ook de volgende avond herhaalde zich die wonderbaarlijke toenadering en ik kreeg de neiging hem naar zijn naam te vragen, want dat dient men tussen vrienden te doen. Kennelijk had het beestje de dag doorgebracht tussen de balkonplaten en de muur en hij kwam ook de derde avond prompt bij het aanflitsen van de lamp uit zijn dagelijkse bedstee te voorschijn. Het hele ritueel voltrok zich als vanouds: eerst voldoende web aanmaken, ongedierte in de val lokken en dan aan de dis plaatsnemen voor een, naar ik aanneem, overheerlijk maal. Juist, toen ik me ging realiseren, dat ik zat te smullen van zoveel moordlust en me afvroeg, of de spin nog wat overliet van zijn opgepeuzelde slachtoffers, viel er een prachtig in elkaar gefrommeld bolletje materie, dat verdacht veel leek op de pootjes van de ontlede tot kort daarvoor nog zo dartel rondcirkelende beestjes, precies op mijn tafeltje.
Wilde de spin mij het bewijs leveren van zijn gedegen werk of was het een teken van vriendschap naar mij toe? Een beetje medelijden kreeg ik wel met de arme opgepeuzelden, waar ik mijn compagnon juist als medestrijder had verwelkomd. De spin merkte meteen mijn sympathie-switch en liet, in strijd met alle etiquette, op het tafelkleed een zestal spinnendrollen nederdalen. Omdat ze bij het vallen geen geluid maakten en niet een aangename 4711-achtige geur verspreidden, zijn nu vieze zwarte strontvlekken het enige bewijs van onze verbondenheid in het bestrijden van boosaardigheid. Vanavond hangt hij weer boven mijn hoofd, maar ik hoop, dat hij voor deze keer zijn moordlust niet laat volgen door een luchtaanval op mijn domein. Hij is vanavond wel erg traag in het afwerken van het te volgen protocol en zo dringt er zich bij mij een bezorgdheid op. Er zal toch niks ergs met mijn voormalige strijdmakker zijn?
De Klepperman.