Geef maar mam, ik zet de tas wel achterin. Ondertussen stap ik achter het stuur en stel de navigatie in.
M’n zoon ploft op de bijrijders stoel en tegelijk snoeren we de gordels vast. We hebben iets meer dan 100 km voor de boeg. Het zonnetje schijnt heerlijk en de warmte daarvan voelt aangenaam. Heerlijk, even weg van alles. Even samen, echt samen.
Na 10 minuten vindt m’n zoon het wel tijd voor wat chips. Ik kan hem geen ongelijk geven.
Het knisperende geluid verleidt me tot het mee eten van het lekkers.
Gezellig zo… ik voel me koning te rijk.
Na zo’n 80 km merk ik dat ik toch aardig wat water heb weg geslobberd. Een toiletbezoek is dan ook zeker geen overbodige luxe.
Ik kijk en kijk maar een parkeerplaats is niet in zicht. Met de minuut krijg ik het warmer en voel ik me minder op m’n gemak. Waarom komt er nu geen parkeerplaats. Zal je net zien. Een opkomende nies probeer ik in alle macht te onderdrukken. Alsjeblieft, laat er een afrit komen….
Na enige tijd zie ik een bord met een P. Eindelijk…. ik rij de afrit op en volg de pijl richting restaurant. Verdorie, volg ik nu de verkeerde pijl? Het zal toch niet waar wezen. De weg leidt me naar de parkeerplaats voor de vrachtwagens. Grrrr…. ik kan niet meer draaien en lopen naar het restaurant red ik nu echt niet meer. Tja… dan maar net als sommige chauffeurs….in de natuur.
Het water staat me aan de lippen en ik parkeer m’n autootje voor een vrachtwagen waarvan de gordijnen gesloten zijn. Mooi, die slaapt. De vrachtwagen voor mij rijdt net weg dus van die kant ook geen pottenkijker. Ik krijg bijna geen adem meer, het zweet breekt me uit. Ik trek de achter en voorportier open en ik verdwijn tussen deze twee deuren.
Wauw wat een opluchting en wat een geluk dat ik toch nog zo’n plekje heb kunnen vinden.
Ik begin weer op normale toeren te draaien en dat bevalt me goed. Ineens zie ik vanuit m’n ooghoek een man aan komen lopen. Waar komt hij vandaan? Dit kan niet! Ga weg… hoor ik mezelf in gedachte zeggen. Ik weet geen raad me te fatsoeneren, maar ineens loopt ie achter me langs.
Heeft ie me niet gezien? Of is hij zo nobel en doet ie alsof hij me niet heeft gezien? Ik weet niet wat me overkomt!
Het zweet breekt me opnieuw uit. Hij ‘moet’ me gezien hebben. Dat kan niet anders. Ik sla de deuren dicht en weet me geen raad de auto in te komen.
M’n zoon ligt helemaal dubbel en schatert het uit. Ja, mam….ik zag hem al aankomen lopen. Was je nu maar een man geweest hè.
De ober begeleidt ons naar ons tafeltje. Hij overhandigt ons de menu’s. De ogen van m’n zoon glijden over het menu. Mam, wat is potjuh. Potjuh? Waar staat dat. Ja hier…. potjuh… potjus ( spreek jus uit zoals je het schrijft). Ik weet niet hoe ik t moet uitspreken. Ik heb geen idee wat je bedoelt zeg ik, het klinkt in ieder geval niet lekker. Hij geeft me zijn menukaart en wijst t woord aan. Ohhhhhhh….. portjus, Porrrrtjus. Dat is jus waar port in zit. We kijken elkaar aan en liggen helemaal dubbel. Ik veeg m’n tranen af en we bestellen onze gerechten.
Die avond eten we gezellig in het knusse restaurantje en met een volle buik ploffen we op onze bedden. Ik verheug me nu al op het ontbijt zegt m’n zoon. Ik hou van een buffet. Nou… ik moet er nu even niet aan denken.
Dag 1