Wat waren de mensen van vroeger toch knap. Voor alle vieze en wat minder kuise woordjes moest een omschrijving bedacht worden. Niet zomaar in één woord, nee, er moest een hele zin aan te pas komen, om begrippen, die enige bedenking konden doen oproepen, een andere omschrijving mee te geven, zodat het voor de luistergevoelige grote mensen van toen acceptabel zou zijn. Mijn moeder was op haar minst overstuur, als wij, haar welopgevoede kinderen, vieze woordjes hadden gebezigd. Zoiets deed je niet, je tekende het bankroet van de aangebrachte opvoeding en je haalde de verdiensten van je opvoeders finaal onderuit.
Het onderzoeken of kont met een d of een t moest worden geschreven, laat staan het gebruiken van dat alleszeggende woord was al een doodzonde. (Je weet wel met pikzwarte gevolgen!) Dat “kont” gaf wel alles weer wat je mede te delen had. Als je een flinke trap onder je bibs had gekregen, gaf je met de mededeling dat je een schop onder je bibs had gehad, beslist niet weer wat er gebeurde. Kont klonk mannelijker, voller en alleszeggend. Het was sfeeromschrijvend, er hoefde niks meer aan te worden toegevoegd.
Voor ons Huessenaren is er vanaf zondag een heel pak van het goedmenende en taalgevoelige hart. We mogen zonder enige vrees voor afdalen in hel dan wel vagevuur het woord kloot zeggen en schrijven. Niemand kan meer boos worden om de aanwrijving klootzak, want het is sinds zondag een wat groot uitgevallen “knikkerbuuleke”. Ook kun je zonder commentaar je medeburger niet meer aanmanen, dat ie niet moet liggen te kloten, want van hoog tot laag en van klein tot groot, van politiek links tot rechts (ook de confessionelen!) liepen ze te kloten en nog op de min of meer openbare weg.
We doen tegenwoordig ook niks meer in het geniep! Toch moet ik even wennen aan de slotzin van een mogelijke verslaggeving in de dagbladen: “Zondagmiddag om 17.00 uur werden de klootwedstrijden afgesloten in De Laak met het uitreiken van de klootprijzen door de klootvoorzitter Henk Lentjes van de kloot-toneelvereniging Marjatta.” Nog erger vind ik het, dat er veertig verenigingen naar de kloten zijn gegaan. We waren er zo trots op!