Die ochtend schuiven we aan bij het buffet. M’n zoon start met kwark en cruesli. Ik zie hem vechten met de pot cruesli. Met dat ik hem wil helpen schiet de deksel er vanaf en ligt de vloer en het buffet bezaaid met cruesli. M’n zoon schrikt en kijkt mij beteuterd aan. Tegelijk zie ik heel langzaam de zijkanten van z’n lippen omhoog gaan en binnen no time proesten we het uit.
Na wat geveegd en opgeruimd te hebben zitten we eindelijk aan ‘onze’ tafel. Mmmm … lekker ontbijtje. Ik smeer mn beschuitje met boter om het vervolgens dik te bestrooien met hagelslag. Smakelijk jongen… wat een rare boter… zo dik… blijft gewoon aan m’n mes plakken. Mam, dat is geen boter, dat is smeerkaas. Ik kijk nog eens goed en jawel…… m’n bril schuif ik maar weer eens omhoog om m’n tranen af te vegen.
Na uitgecheckt te hebben rijden we door naar Amsterdam. Ik zet de auto lekker dichtbij. Na enkele uren lopen we terug naar de auto en rijden we naar de uitgang. Ik duw het parkeerkaartje in de daarvoor bestemde opening. Ik maak aanstalten gas te geven maar de slagboom doet niet wat ie hoort te doen. Ik kijk naar de automaat en zie het kaartje nog op dezelfde plek zitten. Hm… hij slikt het niet in hoor ik mezelf zeggen. Ik haal het kaartje er uit en duw het nogmaals in de smalle opening. Er gebeurt niets. Ik herhaal m’n poging nog een keer maar geen verandering. Ik kijk lichtelijk geïrriteerd in m’n achteruit rij spiegel. De rij wordt alsmaar langer.. Waarom doet dat ding het niet zeg ik tegen m’n zoon. Hij kijkt op en zegt…. of je stopt het in de juiste opening. Hoezo, zeg ik. Kijk dan mammmm, dat is voor je bankpas niet voor het parkeerkaartje. neeeeee… ga weg, zeg ik. Nee, tis niet waar hè.
Ik kijk met een rood hoofd naar de auto’s achter me en zeg ‘sorry mensen’. Alsof ze het horen. Ik plaats het parkeerkaartje nu in de juiste opening en de slagboom gaat omhoog. Ik trap het gas in en m’n autootje komt in beweging. Pffff…. heb het er warm van. Sjonge jonge… hoor ik m’n zoon zachtjes maar lachend mompelen. Tja..hoe moeilijk kan het zijn bedenk ik me.
Toch voel ik me ineens ‘vrouw’. Op en top vrouw. M’n zoon legt z’n hand even op m’n knie. Tis niet erg hoor mam. Komt goed.