Drinken? Check. Afstandsbediening? Check. Dekentje? Check. Iedereen op bed? Check. Ik was er helemaal klaar voor. Geen avonddienst of andere verplichtingen, partner en kids op één oor niets leek een heerlijke avondje in vrijheid op de bank nog in de weg te staan.
Ik zat me net te bedenken wat ik eens zou gaan kijken toen de kamerdeur langzaam open ging. Daar stond zoonlief. Klaarwakker. “Ik kan niet slapen” klonk het verdrietig.
Een situatie die ik eigenlijk helemaal niet ken. De periode van nachtelijke voedingen uitgezonderd, zijn we altijd gezegend geweest met goed slapende kinderen. Boekje lezen, even praten, een kus en een knuffel en in dromenland waren ze.
“Kom maar even op de bank liggen” zei ik en hij kroop tegen me aan. “Wat kijk je mama?” “Nog niks” zei ik “Mag ik dan wat kijken?” vroeg hij. “Lijkt me niet verstandig” antwoordde ik. “Je moet zo weer naar boven, morgen is het een schooldag en je moet goed uitgerust zijn.” Er klonk een diepe zucht naast me. “Maar ik kàn niet slapen.”
Ik moest opeens denken aan mijn vader toen ik de woorden sprak die ik vroeger van hem te horen te horen kreeg als ik ‘s avonds klaarwakker beneden kwam. “Als je ligt, rust je ook.” Hoezeer mij dit vroeger ook geruststelde mijn zoon wilde hier niks van weten. Hij lag op de bank onder “mijn” dekentje, en bedacht zich dat hij hier niet in slaap kon vallen want dan zou hij ‘s nachts alleen in de kamer moeten slapen en dat idee stond hem niet aan.
En zo gebeurde het dat ik met meneer naar boven vertrok, even bij hem bleef en beloofde na 10 minuten te komen kijken of hij al sliep, waarna hij na 9 minuut 50 zelf alweer in de kamer stond om te zeggen dat de 10 minuten om waren en ik er nog niet was. Dit ritueel herhaalde zich een paar keer.
“Denk maar aan iets leuks” zei ik toen hij voor de zoveelste keer weer in bed was geklommen. “Als je dan je ogen sluit ga je er vanzelf over dromen”. “Dat werkt niet bij mij” sprak hij op een wat luidere toon en ik zag een traan in zijn ooghoek verschijnen. “Sssst” zei ik “niet zo hard straks worden de anderen ook wakker.” Ik zag hem even nadenken en toen klonk het opeens “Mama? Donderdag moeten we toch ook stil zijn om 20u? Moet ik dat ook?” “Ja dat is wel de bedoeling antwoordde ik.” “En waar moet ik dan aan denken?” vroeg hij. “Aan alle mensen die in de Tweede Wereldoorlog zijn gestorven voor onze vrijheid” antwoordde ik. En net toen ik bedacht dat dat misschien wel een iets te ingewikkelde zin was voor een bijna 10-jarige klonk het vanuit bed “Maar aan wie moet ik dan denken? Ik ken helemaal niemand.” Ondanks dat het niet grappig bedoeld was kon ik een glimlach niet onderdrukken. “Denk jij nu maar even aan leuke dingen” zei ik.
Het liefst was ik even bij hem in bed gekropen, maar sinds hij een hoogslaper heeft en ik wel naar boven kan komen maar bijna niet meer terug naar beneden besloot ik hem maar iets om- of beter gezegd in handen te geven. Een Donald Duck pocket. “Ga maar even lezen” zei ik “dan word je vanzelf moe, en dan kom ik zo nog even kijken hoe het gaat.” Ik noemde dit keer bewust geen tijdsbestek zodat ik daar ook niet meer op gepakt kon worden.
Toen ik even later naar boven ging om te horen of hij al moe was klonk er een slaperig stemmetje vanonder de deken uit “Hè, het lukte bijna en nu maak jij me weer wakker.” Eindelijk, dromenland was in zicht. Ik gaf hem nog een kus en met een diepe zucht plofte ik eindelijk op de bank neer. Drinken? Check. Afstandsbediening? Check. Dekentje? Check. Iedereen op bed? Check. Een blik op de klok. Zucht. De zeldzame avondjes in vrijheid op de bank. Ze vliegen voorbij.
Fijn weekend allemaal
Joyce Derksen