IJdelheid is des duivels oor kussen. Het in de wind slaan van deze bijbelse aanbeveling leidt regelrecht naar hel en verdoemenis, zo werd me al vroeg bijgebracht.
Het te lang voor de spiegel staan kan zelfs het onverbiddelijk einde betekenen van het hiermaalse bestaan. Dergelijke waarschuwingen lijken allemaal met een goddelijke pen geschreven en aan die dreiging lijkt niet te ontkomen.
Gelukkig, zo realiseer ik me, waren er tweeduizend jaar voor vandaag gevoeglijk nog niet zoveel spiegels, waarin ieder zijn eigen uiterlijk regelmatig op de gewenste schoonheid kon testen.
De moderne mens krijgt al snel hulp van een goed geoutilleerd leger van visagistes en meer van die plamurende en schilderende hulptroepen, om het door de schepper niet ideale voor de dag getoverde uiterlijk alsnog te corrigeren.
Hoe zou Marie Antoinette, de vlam van Lodewijk de Zestiende er in het echt hebben uitgezien, anders dan door de hofschilder op het doek geplaatst?
Als deze haar als een afgrijselijk mormel had vereeuwigd, dan zou hij zich binnen de kortste keren brodeloos hebben geschilderd.
De mens wil nou eenmaal vaak een mooier beeld van zichzelf dan de natuur heeft meegegeven.
In mijn familie was het gezegde “Wat God niet geeft, geeft Bahlman”, een zoethoudertje om, als de coupe van de borsten niet overeenkwam met de als ideaal geziene grootte, alsnog voor aannemelijke correctie te zorgen.
Tegen alle dreiging in wil de mens zichzelf in een ideale vorm persen.
Bij het observeren van zowel mannen als vrouwen valt het op, dat zij bij het passeren van de meestal groot uitgevallen spiegelende winkelruiten, mogelijk onbewust, het spiegelbeeld controleren.
Zit het kapsel ondanks de fanatieke aanvallen van Aeolus nog in goede vorm, is de lengte of juist een gebrek daaraan van de rok niet als gedacht, hadden de ponden teveel een niet te grote desastreuse aanslag gepleegd op het ideaalbeeld, kwam de kont wat ver achter het lijf in de picture of moest de de door de opsluiting in de knellende stoel geplette achterhoede worden gefatsoeneerd?
Terwijl ik dit geschrijf aan mijn grijze massa probeer te ontlokken, krijg ik het tastbare bewijs geleverd, want aleer een schoonheid zich naar een geplande eetsessie begeeft, moet alles gecontroleerd worden.
Toon Hermans kwam er recht voor uit en vroeg zijn bewonderaars of zijn jasje en dasje wel bijdroegen aan zijn imago een bon vivant te zijn. Hij had het na oeverloos schminkwerk en uren voor de spiegel bivakkeren eigenlijk niet meer hoeven te vragen.
Ik veronderstel, dat Marie Antoinette nooit ongeplamuurd voor de dag zal zijn gekomen, zodat Petrus haar bij de hemelpoort niet zal hebben herkend en haar dus de verkeerde kant op heeft gestuurd.
Zal ik de hoop maar opgeven, dat liters of kilo’s botok nog ook maar één rimpeltje minder opleveren?
Met een variatie op het thema uit mijn jeugd, vraag ik me af, of wat God niet gaf, alsnog via botok wel gecorrigeerd kan worden.
De Klepperman