Er zijn van die dagen waarop ik merk dat ik geen twintig meer ben. Ik moet afspraken steevast noteren op de kalender en mailtjes meteen beantwoorden omdat ik het anders gladweg vergeet. Ook moet ik vaak wat langer nadenken voordat ik op een naam of antwoord kom. Dat is dan het geestelijke gedeelte. Lichamelijk gaat het allemaal ook niet meer zoals een jaar of twintig geleden. Hier en daar duiken de eerste rimpels op en de laatste jaren lijken de grijze haren die ik her en der bespeurde in aantal toe te nemen. Ook mijn rug speelt op. Er zijn dagen dat het prima gaat maar er komen steeds meer dagen dat ik allerlei acrobatische toeren moet uithalen om ‘s morgens mijn bed uit te komen. Kortom. Ik word een dagje ouder.
Nu is dat helemaal niet erg natuurlijk, ouder worden, maar bij het soort werk dat ik doe kan je eigenlijk niet aangemaakt zijn met allerlei kwaaltjes. Als je in de zorg werkt moet je zowel lichamelijk als geestelijk in goede conditie zijn. Toen ik onlangs online op zoek ging naar wat meer informatie over de verhoging van de pensioenleeftijd en ik er na het berekenen van de leeftijd waarop ik met pensioen zou kunnen achter kwam hoe lang ik nog moet weken moest ik toch wel even slikken.” U moet werken tot u negenenzestig jaar en zes maanden oud bent.” verscheen er in beeld. Dat is nog een hele ruk.
Toen ik pas begon met werken in de thuiszorg ging alles me prima af. Geen centje pijn. Op mijn hurken zitten en hup als een haas weer overeind. Geen probleem. Destijds was ik nog zo lening dat ik mijn been in mijn nek kon leggen. Dat zei ik ook vaak tegen de mensen als ze riepen “Oeh kiend toch, kiek mar uut”. “Geen zorgen, ik leg mijn been nog in mijn nek” zei ik dan. Men geloofde mij altijd op mijn woord totdat ik een keer bij een cliënt kwam die weleens bewijs van mijn stoere praat wilde zien.
Het was al laat in de ochtend en de mevrouw die ik moest douchen zat nog aan haar ontbijt. Het was haar wens om laat geholpen te worden dus ik liet haar eerst rustig eten. Wat er precies gebeurde weet ik niet maar het onderwerp “been in de nek” kwam ter sprake. “Laat eens zien” zei ze en keek me vol verwachting aan. Ik gaf aan dat het een beetje raar zou lijken als er bijvoorbeeld iemand binnen zou komen maar ze verzekerde mij dat er in de ochtend nooit iemand kwam. Uiteindelijk trok ik de stoute schoenen aan (of eigenlijk uit) ging midden in de woonkamer zitten en legde mijn been in mijn nek. Ze vond het geweldig en net toen ik me weer in de gewone modus wilde manoeuvreren klopte de buurvrouw op de deur en kwam meteen binnengelopen. Met een “Wat is hier dan aan de hand?” maakte ze het plaatje compleet. Een slechtere reclame kon mijn thuiszorgorganisatie zich niet wensen. De cliënt in haar nachthemd, nog niet gedoucht terwijl het al bijna middag was en de thuiszorgzuster op de vloer met een been in haar nek. Als een haas vloog ik omhoog om het verhaal uit te leggen. Iedereen kon er gelukkig om lachen maar ik nam me die dag stellig voor om nooit meer mijn been in mijn nek te leggen. In ieder geval niet meer op de “werkvloer”.
Ik denk wel dat ik het nu nog zou kunnen, maar ik vraag me af hoe lenig ik nog zal zijn tegen de tijd dat ik zestig ben geweest. Zal ik dan nog in staat zijn om me letterlijk en figuurlijk in allerlei bochten te wringen om mijn cliënten op tijd en op de juiste manier verzorgd te krijgen? Zou het niet zo zijn dat er eerst een verzorgende bij mij langs moet komen om mij te helpen om op te starten alvorens ik zelf op pad kan gaan.
Ik hou me maar vast aan de gedachte dat er deze weken iemand aan het werk is die de pensioenleeftijd al lang en breed is gepasseerd . En al bekleedt hij nu slechts nog een grotendeels leidinggevende functie, om zijn grijze haren en zijn rimpels kunnen we toch echt niet heen. Misschien heeft hij wel thuiszorg voor zijn schimmel en zijn staf, toch weert hij zich kranig en vervult hij zijn rol nog altijd met verve. Een man die nooit met pensioen wil gaan maar wiens baan meer en meer op de tocht komt te staan. Zijn personeelsbestand is onlangs, al dan niet vrijwillig opgeschoond, en zijn publieke optredens brengen steeds meer toestanden met zich mee. Tot aan strenge beveiliging, demonstraties en bedreigingen aan toe. Toch houdt hij zich nog altijd staande.
Dankzij deze man trek ik deze week wederom mijn stoute schoenen aan en ga ik een verlanglijstje maken voor de Sint. Ik zou hem kunnen vragen om geestelijke en lichamelijke kracht om al mijn taken op werkgebied te kunnen blijven vervullen maar dat doe ik niet. Mijn enige wens is dat ik tot het einde der dagen mijn been nog in mijn nek kan leggen. Want zolang dat nog lukt zit het met lichaam en geest nog wel goed.
Fijn weekend en een fijne (werk)week allemaal
Joyce Derksen