Nu de bouw op de Markt gezicht begint te krijgen, voelde ik de drang om mijn luistergrage oor te lenen aan de vele Huissenaren, die zo hun mening geven over “de moord op de Markt”. Toen in de zeventiger jaren de gemeente het komplan aan den volke presenteerde, zei drs. Gerichhauzen, dat die kale markt aan de dijkkant enige afscheiding moest krijgen en hij dacht daarbij aan bomen of kleinschalige woningbouw in de stijl van de woningen aan de Tempelierenstraat.
AaHa! Let op dat kleintje. “Volgens mien is het potlood uutgeschote bij het maken van de bouwteikening”, prevelde een toeziend bouwvakker van weleer. “Kjel, kjel, wa ’n toren van Babel”, om er meteen aan toe te voegen: “Zo medeen komme ze zo hoog, da ze mekaor nie mer verstaon en dan dondert het hele zooitje ien mekaor”, daarmee de straf voor zo’n onheilsdaad over de bouwers afroepend.
Zijn collega-toeschouwer ondersteunde zijn deskundige visie door er nog andere onheilsbrengers bij te halen, per slot is gedeelde schuld dubbele misdaad. “Ik hè nooit ien de gemeenteraad gezète, maar een tekening lèze kan ik beter dan da hele bietje. Die lu’j hemme gedog, da daor ’n uut de voege gegroeide gerestaureerde friettent van Eef kwam, maar da’s mooi mis gerèkend”.
Hij geeft een advies achteraf, als mosterd na de maaltijd, als hij de vroedevaderen aanraadt alsnog een maquette te maken. “Daor zien ze met de kleinkinderen mee gaon speulen en toen ze daormee ophiele, was Toepoel al begonne met de bouw. Ik geleuf zelfs zonder bouwvergunning, want da kan allemaol in Huesse”.
“Wat wurd da ’n kas van ’n gebouw, hier is nie op de kleintjes gelet”, wordt er quasi geinig in de ring gegooid. Ik tracht ook nog een duit in het Marktzakje te doen en zeg dat in de Middeleeuwen de huizen ook dichtbij elkaar stonden en de gevel ook voorover leek te vallen, maar dat lokte slechts een wens tot voorover donderen van de toren van Babel op.
De alles oplossende redenering voor het veel groter uitvallen van het kleinschalig gedachte bouwwerk kwam even duidelijk als onverwacht: “Ik geleuf da Ap Toepoel mar ‘ns ’n nèje duumstok aon mot schaffe”.
Piet Driessen, De Nieuwe Koerier, 7/9/1988