Haast niet voor te stellen. Nog geen Stadswal. De bus boog bij het verlaten van de dijk naar links richting de kom van de stad, maakte de Markt en de Vierakkerstaat onveilig en verliet bij de Gravekamp de stad om richting Nijmegen te verdwijnen. Nog geen pennestreek vermoedde een toekomstige tweedeling van “De Altena”, geen onnatuurlijk rechtdoor deed het eeuwenoude tracé van de stadsomtrek geweld aan, geen voormaligheid ging het “Achter de Gracht” vooraf.
Geen flats markeerden de Noordoostzijde, geen koninklijke Allee hield de nevengelegen zijde in toom, geen koningin-moeder omklemde het belendende groen hart tot de Stadswal uit haar omklemmende voegen trad en afweek van het eeuwenoud ovaal.
Het tot spijzen gedacht groen verloor de slag tegen het verstikkende asfalt en beton. Eén restant van het verleden mocht als een onverwoestbaar monument zelfs de snijbranders trotseren. Nog jaren fungeerde de groene long als de thuishaven voor de van iedereen zijnde schaapskudde. Geen grote stille heide, maar een laatste groene oase in een jachtig provinciestadje.
Peren, niet gespoten, door de natuur zelf begeleid op weg naar nooit meer volwassen worden, dienden nog de Moerman-doelen. De eerste niet meer gemeste en onbespoten bomen zijn van het voetstuk gehaald tot een diep buigen voor vooralsnog slechts notarissen.
Nog even en “De Altena” is voormalig, het felle papierenprotest van omwonenden tegen de ontmanteling ten spijt. Geen protest tegen het behoud van de grootheid van weleer, maar enkel voor het behoud van zicht op het voorbije. Wijl de witgewolde kudde … verstomt!
Piet Driessen, DNK, 28/2/1999