Eerste communie
Communiefeest in stille vroomheid
Pas op de dag van mijn eerste communie ontdekte ik bewust wie mijn peter en meter waren geweest, op één dag na zeven jaar daarvoor. In het tot feestcostuum omgedoopte trouwpak van mijn vader, liep ik aan de stevig leidende hand van mijn moeder naar de kerk. Onderweg aanschouwden mij enige zwaarbewapende Oosterburen, die voor dat moment een nog dreigender contrast vormden in het toch al zo grimmig oorlogsbeeld. Niemand was ooit meer het middelpunt van de belangstelling geweest dan ik. De hele familie kwam voor mij, de hele buurt vlagde voor mij en er zou nooit meer een vreugdevoller dag komen in mijn bestaan. Ik werd door iedereen gefeliciteerd met iets, waar ik overigens weinig van begreep, maar het was iets groots en dat merkte ik al helemaal aan de cadeaus.
Dit niet onbelangrijke facet van het gebeuren staat me nu nog helder voor de inmiddels gerijpte geest. De pastoor (met twee o’s) deelde een berevroom prentje uit, dat bij thuiskomst een opgesloten plaats kreeg in het kerkboek, dat oma in haar gedegen vroomheid mij met een nog hemelser vrome wens op grootmoederlijke fluistertoon had toegestopt.
De onverlaat, die met geld op de proppen kwam, werd gebrek aan creativiteit op geestelijk gebied verweten. Op de eerste schooldag na mijn grote dag pleegden lotgenoten het economisch succes toch in sommen geld te demonstreren en daar liep ik trots met mijn nieuwe zilveren rozenkrans, het kerkboek met nog wel gekleurde prentjes en de nieuwe stropdas voor een dag nog om.
Mijn kamer herbergde vanaf die dag geen stereotoren, de bankrekening was niet met een driecijferig getal gestegen, de tent van Verploegen uit Wijchen hoefde niet te worden afgebroken en de bezadigde vrome viering thuis was ’s maandags geen voorpaginanieuws in De Gelderlander, want dit feest kreeg geen geur van alcohol en niet het geruis van een familievete.
Mijn kerkboekje bestaat nog steeds, de zilveren rozenkrans geniet na gedane arbeid in het familie-archief en de foto’s van een van mijn feestelijkste levensdagen wordt bij herhaling nog met weemoed bekeken.
Piet Driessen (DNK, 3/6/1987)