Huissense kermis
Huissen is heel uniek door het onwrikbaar vasthouden aan een stevig aantal tradities. Onlosmakelijk is het dammen aan Huissen vastgeklonken. Een goed PR-spotje om Huissen over het voetlicht te brengen is de toevoeging, dat er op zo’n hoog nationaal en niet minder internationaal gedamd wordt.
Wereldkampioenen, de beste van Europa en nationaal nummer één zijn als dagelijkse ingrediënten op de stadsdamtafel te bewonderen. In dammend Nederland vroeg men zich steevast af, hoe die “gruunboere” er toch altijd weer in slaagden damtalent te ontwikkelen en met meestal eigen kweek steeds weer hoog te eindigen. De sleutel tot dit geheim was de jaarlijkse “eerste kermiscent”.
Hondstrouwe inzamelaars meldden zich 48 jaar lang om de eerste kermiscent op te halen. Wie niet thuis was, werd de kans tot ontsnappen niet gegund en kon op een herbezoek zijn hele versterf inzetten. De cent werd een stuiver, dat kwartje een gulden tegen alle gevleugelde, gevestigde taalvondsten in. Het had ook iets.
Een kermis zonder een gedreven bezoekje van de hondstrouwe damcentophaler was als een kermisrollade zonder kruiden. Als je organisatoren van collectes ziet ploeteren om in alle wijken het hart, de nier of andere organen in the picture te krijgen, dan was het bij de damclub een automatische: zonder zeuren dienden zich achtenveertig jaar lang voldoende bussjouwers aan en juist voor deze damdienaren en -dienaressen is het een hard gelach, nu ze niet meer mogen, in ieder geval niet meer kunnen gaan collecteren.
Tot tranen toe bewogen bleven ze in zak en as om hun niet gewilde afdanken thuis bij moeders pappot. Het leek of ze al voor de kermis hun laatste oortje hadden versnoept. Maar niks van dat: ze mochten zelfs de laatste kermiscent niet meer ophalen. En dat na achtenveertig jaar. Huissen zal een unieke traditie missen, weggeschoffeld door de bulldozers!
Piet Driessen (DNK, 1/10/1997)